Kleine klieren in het slijmvlies en de ooglidranden produceren slijm en tranen. Deze zorgen dat het oog steeds ‘gesmeerd’ is. De traanklier, gelegen boven het bovenooglid, reageert bij emotie of oogirritatie en produceert dan meer traanvocht. De ene persoon traant veel makkelijker dan de andere. De geproduceerde tranen worden afgevoerd door de 2 traanpunten in de oogleden. Het traanvocht wordt tijdens het knipperen door de oogleden in de traanwegen gepompt. Van de traanpunt gaan de tranen via een klein kanaaltje naar de traanzak en vervolgens via de traanbuis naar de neus (dit verklaart waarom men moet snuiten na huilen!). Naast het “smeren” hebben de tranen een afweerfunctie en ook voeren ze viezigheid af. Bij een verstopt systeem gaat dit niet en kunnen ziektekiemen een ontsteking veroorzaken.
Bij kinderen in eerste levensjaar komt versterkt tranen vrij vaak voor. In dat geval is de ingang van het traanneuskanaal naar de neus nog niet geopend. Het betreffende oog traant en is ook vaak vies.
Als alternatief voor een verstopping in het traansysteem wordt er wel eens gedotterd: een klein ballonnetje wordt op de plaats van de verstopping opgeblazen met de bedoeling om de verstopping op te rekken. De resultaten van deze behandeling blijken echter teleurstellend.
Uw oogarts kan u meer informatie geven over wat in uw geval van toepassing is.