Maculadegeneratie is een aandoening van het centrale gedeelte van het netvlies, de macula lutea, of gele vlek. Vaak word maculadegeneratie ‘slijtage’ van het netvlies genoemd.
Maculadegeneratie is een aandoening van het centrale gedeelte van het netvlies, de macula lutea, of gele vlek. Vaak wordt maculadegeneratie ‘slijtage’ van het netvlies genoemd. Zoals in een fototoestel de film de lichtgevoelige laag is, zo is het netvlies de lichtgevoelige laag van het oog.
Het centrale deel van netvlies (de macula) zorgt voor het waarnemen van kleine details. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat in het centrum de grootste concentratie aan contrast- en kleurziencellen (de kegeltjes) aanwezig is.
Het overige deel van het netvlies zorgt voor het perifere zien (de grootste concentratie aan staafjes): bijvoorbeeld bewegingen kunnen met dit deel van het netvlies juist goed onderscheiden worden. Denk aan het opmerkzaam worden dat iemand met de auto of de fiets van rechts op je afkomt, daarna wordt er pas met het centrum van het netvlies naar gekeken en is er de gewaarwording van wat er precies te zien is.
Het afsterven van de kegeltjes wordt macula degeneratie genoemd. Het scherpe zien verdwijnt en er blijft midden in het beeld een vlek achter. De rest van het netvlies blijft dus wel werken, zodat men in staat blijft om zijn weg in huis en daar buiten min of meer zelfstandig te vinden, ook al mist men dan scherpte.
Leeftijdgebonden maculadegeneratie (LMD)
Deze vorm komt verreweg het meeste voor. De leeftijdgebonden maculadegeneratie begint meestal na het vijftigste levensjaar. Ook kan maculadegeneratie ontstaan ten gevolge van andere ziekten (o.a. suikerziekte) of verwonding. Deze tekst zal verder voornamelijk ingaan op de leeftijdgebonden maculadegeneratie.
In de westerse wereld, dus ook in Nederland is LMD de belangrijkste oorzaak van een blijvende achteruitgang van het gezichtsvermogen bij mensen boven de 65 jaar.
Omdat in de wereld het aantal oudere mensen blijft toenemen zal LMD uitgroeien tot een steeds groter probleem voor de volksgezondheid. Bij leeftijdgebonden maculadegeneratie zijn er twee belangrijke vormen te onderscheiden:
Naarmate er meer kegeltjes in de macula verloren gaan, begint uw gezichtsvermogen te veranderen. Bij de droge LMD vallen er geleidelijk aan kleine stukjes uit het beeld weg en kan er ook beeldvervorming optreden. Heel langzaam zal het gezichtsvermogen minder worden.
Bij de natte vorm van LMD raken de beelden vervormd, er vindt vaatnieuwvorming plaats onder/ in het netvlies (subretinale neovascularisatie). Deze nieuwe vaten zijn zwak en bloeden gemakkelijk, waardoor de gezichtsscherpte snel afneemt. Uiteindelijk leidt LMD tot een blinde vlek in het centrum van het blikveld. De meeste mensen met LMD behouden een redelijk perifeer gezichtsvermogen. Volledige blindheid, niets meer kunnen zien, komt daarom nauwelijks voor bij LMD.
Voor het vaststellen van LMD test de oogarts eerst uw gezichtsscherpte. Verder kan men met een bladzijde met ruitjespatroon testen of er vervormingen of andere afwijkingen in het gezichtsvermogen optreden. Dit wordt de Amslertest genoemd. Deze test is zeer geschikt voor zelfcontrole thuis.
Indien u vervormingen waarneemt, dient u binnen een week door een oogarts te worden gezien, zonodig via verwijzing van uw huisarts.
Na verwijden van de pupil door het indruppelen van de ogen kan de oogarts met een lamp en een vergrootglas het volledige netvlies en in het bijzonder de macula onderzoeken. Dit onderzoek wordt “spiegelen” genoemd. Meestal is aanvullend onderzoek noodzakelijk. Vaak worden de afwijkingen vastgelegd met een netvliesscan (OCT) of met speciale contrastfoto’s van het netvlies (fluorescentie angiografie).
De behandeling van LMD is meestal alleen maar mogelijk in het vroege stadium van de ‘natte’ vorm van LMD. Hoewel in een minderheid van de patiënten de gezichtsscherpte verbetert, kan toch in de meeste gevallen een stabilisatie van de visus bereikt worden. Met de klassieke laser behandeling worden lekkende bloedvaatjes gedicht en wordt verdergaande bloeding en achteruitgang van gezichtsvermogen voorkomen. Echter, dit kan slechts in een zeer klein aantal patiënten, en ook dan is niet te garanderen dat het effect gunstig blijft.
Sinds enkele jaren kunnen, indien er sprake is van de natte vorm, vaatgroeiremmende geneesmiddelen (anti-VEGF) toegediend worden. Dit gebeurt door middel van een intravitreale injectie (een injectie in het oog zelf). Voorbeelden van anti-VEGF middelen zijn Macugen, Lucentis en Avastin.
Door deze middelen stopt het nieuwe vat met lekken en groeien waardoor verdere achteruitgang tegengegaan wordt en, al is het in een minderheid van de gevallen, een verbetering in gezichtsscherpte kan optreden. Er is gebleken dat de injectie minimaal 2-3 keer toegediend moet worden, hierna wordt er alleen indien nodig opnieuw geïnjecteerd, wel altijd in een serie van drie injecties.
Behandeling van natte MD met radiotherapie is uitgebreid onderzocht. Op korte termijn bleek slechts een beperkte groep LMD patiënten matig gunstig op radiotherapie te reageren. Deze behandeling vindt dan ook nauwelijks meer plaats.
Operatieve behandeling van natte LMD lijkt in zeer geselecteerde gevallen een gunstig resultaat te kunnen hebben, maar wordt door het frequent optreden van complicaties nauwelijks meer toegepast.
Recent onderzoek laat zien dat mensen die een voorstadium van LMD vertonen op de lange termijn profijt kunnen hebben van hoge doseringen voedingssupplementen. Deze preventieve behandeling kan zorgen voor een vertraging van het ziektebeeld. Deze supplementen kunt u het best in overleg met uw oogarts innemen.
Mensen met een eindstadium van LMD kunnen bij lezen en televisiekijken gebruik maken van hulpmiddelen voor slechtzienden, zoals vergrotingsapparaten, telescoopbrillen, grootletter en gesproken boeken en aangepaste computers.
Het goed en vakkundig aanpassen van zogenaamde ‘Low Vision’ hulpmiddelen is van groot belang bij mensen met LMD. Daardoor kan een patiënt met LMD toch grote letters lezen en iets meer van de omgeving waarnemen. Speciaal opgeleide ‘Low-Vision’ specialisten zijn daarbij behulpzaam. Ook regionale centra voor hulpverlening aan blinden en slechtzienden kunnen u mogelijk van advies voorzien.
Voor verder vragen over uw ziekte kunt u zich het beste tot uw eigen oogarts wenden.
Voor meer algemene informatie kunt u contact opnemen met de:
Macula Vereniging
I. www.maculavereniging.nl
E. info@maculavereniging.nl
T. 030-2980707
P. Postbus 2034 – 3500 GA Utrecht
Deze tekst is tot stand gekomen onder redactie van de Commissie Patiëntenvoorlichting (in samenwerking met de werkgroep Maculadegeneratie) van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG) 2007.
www.oogheelkunde.org